Dick Cassée (1931 – 2023) kon de wereld met een etsnaald terugbrengen tot de essentie

„Dick Cassée, die in het verborgene de geringste vormen bemint.” Op deze manier omschreef schrijver K. Schippers de door hem bewonderde kunstenaar Dick Cassée. De in 1931 te Bloemendaal geboren Cassée was vooral bekend van zijn grafische kunst en had vanaf 1962 regelmatig solo-exposities in galeries, maar ook in het Stedelijk Museum Amsterdam en Schiedam, of in wat tegenwoordig het Kunstmuseum Den Haag heet.

Dat verborgene zat er deels in dat Cassée een kunstenaar voor fijnproevers was. Het zal de reden zijn geweest dat een Wikipedia-pagina over hem werd verwijderd omdat er geen ‘bronnen’ waren voor de bewering dat hij een belangrijke rol zou hebben gehad in de Nederlandse grafiek. Wikipedia had het mis, de rol van Cassée in de wereld van grafiek was wel degelijk belangrijk. Het enige dat je hem kon ‘aanrekenen’, is dat hij niet met stromingen en trends mee ging, maar vanaf het begin autonoom was.

„Dat zijn vakgenoten zagen hoe belangrijk zijn grafisch werk was, was belangrijk voor hem”, vertelt dochter Nathalie Cassée door de telefoon. „Hij zei altijd: ‘De wereld kan wel zonder mij, maar ik kan niet zonder de wereld’. Daarmee bedoelde hij dat hij zich liet inspireren door wat hij zag, veel filosofeerde over kunst en dat hij ook wel reactie nodig had op zijn werk.” Hij was weliswaar telkens bezig zich te vernieuwen, maar er was ook een rode draad, meent zoon Maarten Cassée: „De verbeelding van het landschap. Als kind ging hij al vroeg naar zee om schepen te tekenen, werkte aan het begin van zijn carrière figuratief, maar dat werd al snel abstract. Vanuit grafisch idioom zocht hij telkens manieren om de essentie van het landschap vast te leggen.”

Barbarber

Wie kijkt naar werken van Cassée snapt wat er bedoeld wordt: vaak herken je de landschappen, teruggebracht tot enkele lijnen of dunne vlakken. Telkens was hij op zoek naar vernieuwende technieken.

Een late lijn van Dick Cassée (1999).

Schippers was een groot liefhebber van Cassée, al ontstond dat aanvankelijk vooral dankzij Cassées verhalen over kunst. Dat zat zo: Cassée studeerde aan de AKI in Enschede en had daar les van Aldo van Eyck. Schippers’ vriend Gerard Bron leerde Cassée in 1955 kennen tijdens militaire dienst. Cassée was toen al een groot liefhebber van kunst en literatuur, Bron was een gretige leerling en leerde zo werk van Beckett, Eluard, Klee, Miro en vele anderen kennen. Bron gaf die kennis weer door aan Schippers, met wie hij, samen met J. Bernlef, het tijdschrift Barbarber zou oprichten. Cassée werd zo het ‘kunstvoertuig’ in dat tijdschrift. „De lessen van Van -Eyck gingen via Cassée naar Bron en naar ons. Zo moest je die kennis te pakken krijgen, want in kranten en tijdschriften werd er toen nauwelijks over geschreven,” vertelde Schippers in een boek over Barbarber.

Hij zette zichzelf neer als een soort meditatieve avant-gardist: de rechtlijnige figuren zijn van een grote abstractie, maar niet koud

Na zijn dienstplicht en studie aan het AKI werkte Cassée korte tijd als illustrator, tot hij zich in Parijs in het atelier van Stanley Hayter ging richten op het etsen. Met een etsnaald tekende hij in metaal, de rafelrandjes gaven zijn grafiek „een warme uitstraling”, aldus Rijksmuseum Twenthe in een beschrijving van zijn werk. Rudi Fuchs, voormalig directeur van het Stedelijk Museum Amsterdam, zocht de kracht in Cassées werk in de verbeelding. In het boek Dick Cassée – Grafiek (2010) schreef hij: „Het valt niet mee: iets schrijven over de verbeelding waarin vormgeving zo ingetogen is dat woorden rumoer worden en de beschouwing dreigen te storen. De stilte in de prenten van Dick Cassée is onbeschrijfelijk”.

Dat ‘onbeschrijfelijke’ weerhield critici er niet van over het werk waarderend te schrijven. Mooi is hoe De Tijd in 1970 de woorden zocht door te reppen van „lucide helderheid” en de „prachtige druktechniek, waardoor briljante prenten ontstaan zijn”. In een interview met het Nieuwsblad van het Noorden zette hij zichzelf neer als een soort meditatieve avant-gardist: de rechtlijnige figuren zijn van een grote abstractie, maar niet koud. Andere recensenten omschreven hem als iemand die op zoek was naar een „harmonieus spanningsveld”. Vaak was er niet veel meer te zien dan inkepingen in wit papier: door ingesneden aluminiumplaten op papier te drukken. „Wit-op-wit”, want „vorm heeft geen kleur meer nodig”, duidde hij zelf het werk. Cassées werk was „poëzie van de lijn”, aldus het Limburgsch dagblad in 1978.

Merkwaardige tentoonstelling

In die lijn zat een wereld verborgen van het experiment. Dat was ook vast de reden dat hij meedeed aan misschien wel de merkwaardigste expositie die er ooit in Nederland plaatsvond: de ‘Lijnen-tentoonstelling’ in 1966. Het idee was dat het werk van kunstenaars teruggebracht moest worden tot een minimum. Alle kunstenaars die aan de expositie mee deden – en Dick Cassée was een van hen – moesten in het midden van een groot vel beginnen en dan als volgt te werk gaan: 12½ cm van boven beginnen, dan 50 cm doorgaan en het bord in verticale stand houden. Het idee erachter was een minimum aan persoonlijkheid aan een maximum aan opzettelijke gelijkvormigheid. Vanuit het idee dat kunst niet per se beter is wanneer die persoonlijker is, zoals veel critici toen al dachten, wilden ze af van de belemmering van het persoonlijke. Op zoek naar „de rust van het volstrekt neutrale” kwamen ze tot inwisselbaar werk. De exercitie slaagde maar deels, want niet iedereen hield zich aan de opdracht. Dat lag niet aan Cassée: hij trok de lijn precies zoals gevraagd, openstaand voor het experiment dat de curatoren voor ogen hadden.

In de jaren zeventig was Cassée op steeds meer tentoonstellingen te zien, en in 1981 mocht hij de Jeanne Oosting-prijs voor aquarel in ontvangst nemen. Die was weliswaar voor figuratief werk, Cassée ontving hem voor een landschap, een minimalistisch werk, dat uit weinig meer bestond dan enkele horizontale lijnen, wat aangeeft hoe groot de zeggingskracht van zijn minimalistische middelen was. Daarna keerde Cassée weer wat vaker terug naar het figuratieve, zoals K. Schippers het omschreef bij een overzichtstentoonstelling in het Stedelijk Museum Amsterdam in 2001: „Hier doet iemand geestig en intelligent verslag van wat hij op z’n omgeving heeft buit gemaakt”.

Zijn kerncollectie grafiek en aquarellen werd in 2015-2016 in het Prentenkabinet in Leiden opgenomen. Cassée bleef hard werken, tot en met zijn laatste jaren in het Rosa Spier Huis aan toe. Zijn kinderen zagen nog vele tekeningen die hij het afgelopen jaar had gemaakt, bekijkend met de blik die ze van hun vader hadden geleerd: sta open voor de verbeelding en geniet van de schoonheid.